Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Etienne Quintyn

het zoldernet

Etienne

Quintyn

 

In 1978 kocht ik van Etienne Quintyn het boekje ‘Zele in oude prentkaarten’. Het was mijn eerste kennismaking met Etienne maar ook met het oude Zele en ik ontdekte voor mezelf een andere wereld die me uitermate fascineerde. Hoe alles ooit was en hoe mensen werkten en leefden in de jaren stillekes. Met de volgende boeken van Etienne ‘Tussen Pletwals en Bookhamers’, ‘Zele tijdens de grote oorlog’, ‘Zo zag Gustaaf Van Driessche de Zelenaars’ en vooral met ‘100 Jaar Kloddezakken in woord en beeld’ ging die fascinatie nog meer crescendo. Daarnaast pleegde Etienne meer dan 100 bijdragen in de jaarboeken van onze Zeelse Heem- en Oudheidkundige kring.
Als katten negen levens hebben, dan moet Etienne iets hebben van een kat. Hij heeft zijn licht niet onder een korenmaat gezet want naast al zijn pennenvruchten was hij erg verdienstelijk op verschillende andere terreinen. Maar wat me het meest verbaasde, is het feit dat Etienne geen computer heeft en dus ook niet op het internet surft… Angst voor het onbekende of eerder een schrik te veel tijd te moeten investeren in dat medium hebben hem ervan weerhouden. Het World Wide Web is voor hem dus een ongekende wereld. Etienne haalt zijn mosterd uit zijn archieven op zolder. Een interview dus met de webmaster van het zoldernet.
Roots  

Vader Gaston Quintyn, Etienne als zesjarige en zijn stiefmoeder Margriet Pannekoek

Quintyn is geen Zeelse naam, zoveel is duidelijk. Het verhaal van Etienne begint in Zottegem. Zijn vader Gaston was van Scheldewindeke en leerde na de eerste wereldoorlog Maria Van Herzele kennen, een meisje uit Zottegem. Ze huwden in 1924 en vestigden zich daar. Op 7 februari 1926 wordt Etienne geboren. Bij de bevalling moet er een en ander misgegaan zijn want zes maanden later sterft zijn moeder. Vader Quintyn zag het niet zitten om alleen een huishouden te beredderen en voor de baby te zorgen en dus trok hij terug naar zijn ouders in Scheldewindeke. Daar werd Etienne opgevoed door zijn grootouders en zijn tantes. Begin jaren dertig leert vader Quintyn via via Margriet Pannekoek, een jongedame uit Zele, kennen en in 1932 trouwen ze. Het jonge koppel gaat in de Dokter Armand Rubbensstraat nummer 2 wonen naast het huis van dokter De Smet. Vader Quintyn was opsteller bij de spoorwegen en zijn stiefmoeder baatte een witgoedwinkel uit.

Huwelijksfoto uit 1932. Gaston Quintyn, Etienne en zijn stiefmoeder Margriet Pannekoek

 
Etienne als tienjarige voor de winkel in de dokter Armand Rubbensstraat   Jeugd   Rapport van Etienne
 

Etienne was dik zes jaar toen hij in Zele kwam. Ik ben een ingevoerde, lacht hij, nu tachtig jaar later. Zijn ouders schreven hem in in ’t Kapellestraatje (huidige Pius X-basis) en daar kwam hij in de klas van Hector Van Durpel. In het derde zat hij bij Laurent De Mets, in het vierde bij Gilbert De Mets en in het vijfde bij Maurits Poppe. Vooral deze laatste moet op Etienne een grote indruk gemaakt hebben. Die man kon vertellen, zegt Etienne. Iedere dag als we ‘wijs’ geweest waren, vertelde hij over zijn vele reizen en we hingen aan zijn lippen. Ja, Maurits Poppe was mijn grote voorbeeld om voor onderwijzer te kiezen. Na mijn vijfde leerjaar en mijn plechtige communie schreven mijn ouders me in in het Pensionaat van de Broeders van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes in Oostakker.

Etienne in 1936 voor de winkel in de Dr.Armand Rubbensstraat nr.2.

 

Het middelbaar onderwijs moet er in die jaren nog anders uitgezien hebben. Hij volgde er het tweede en het vierde voorbereidend en de eerste ‘moyen’. Pensionaat betekende dat Etienne telkens zes zeven weken van huis was. Ik vond dat lastig als kind, bekent Etienne, eerst Scheldewindeke, dan Zele en dan naar Oostakker. Iedere keer als ik

 

moest vertrekken had ik het moeilijk maar het had wel het voordeel dat je leert met andere mensen om te gaan, dat je andere gewoontes leert. Etienne genoot wel van zijn vakanties. Vaak ging hij terug naar Scheldewindeke bij zijn familie. Of je het gelooft of niet, gaat Etienne verder, maar die streek trok me aan en zelfs nu nog, zoveel jaren later, trek ik af en toe eens naar Scheldewindeke.

Oorlog & Normaalschool    


In 1940 koos Etienne voor de Normaalschool in Oostakker. Een voorbereidend jaar en dan vier jaar normaalschool, vijf jaar studeren voor onderwijzer. En het was oorlog, zegt Etienne, en dat maakte het voor ons anders dan anders. Die oorlog was voor ons, als jonge snaken, een ‘attractie’. In de normaalschool logeerde een heel bataljon Duitsers, wij sliepen in het pensionaat. In de hangar van de school stonden wel 30 Duitse voertuigen en Gent-Zeehaven was niet ver weg. Verschillende malen hebben ze in de kelder moeten schuilen als er bomalarm was. We hebben heel wat meegemaakt, zegt Etienne.
Van heel de oorlog heb ik een dagboek bijgehouden, gaat hij verder. Ik ben begonnen op 10 mei 1940. We werden die dag om zes uur gewekt met de boodschap dat het oorlog was. In allerijl moesten we inpakken en zo snel mogelijk met de trein naar huis gaan. Ik geraakte vrij snel in Lokeren maar daar was het drie uur wachten geblazen voor we verder konden naar Zele. Die treinrit zal ik nooit vergeten. Vanuit de trein zagen we hoe Junkers 87, Duitse duikbommenwerpers, doken naar de markt van Lokeren… Die dag werd Michel D’hooghe op de markt geraakt door een schrapnel en overleed de volgende dag aan zijn verwondingen. Michel D’hooghe was een Zeelse beroepsrenner die in 1937 de Ronde van Vlaanderen had gewonnen. Etienne vertelt het alsof het gisteren gebeurd is.

  Etienne speelde viool in zijn normaalschooltijd

We vroegen ons af, is dit nu oorlog? zegt Etienne. Buiten het geluid van de trein hoorden we niets. Toen ik thuis kwam waren mijn ouders bezig met de kelder leeg te scheppen zodat we bij bomalarm een schuilplaats hadden. 450 Emmers hebben we die dag naar boven gebracht en de eerste nacht sliepen we allemaal in de kelder. De eerste weken van de oorlog gebeurde er heel wat. Franse en Belgische soldaten maar ook vluchtelingen en krijgsgevangenen trokken door Zele…
17 Schriftjes heeft hij gedurende de vijf jaar volgeschreven. Kleine schriftjes waar hij voor iedere dag een bladzijde had. Zijn dagboeken uit de oorlog zijn voor Etienne erg kostbaar, hij koestert ze alsof waren het de kroonjuwelen. Er staat heel veel interessante informatie in, zegt Etienne, maar daarnaast staan er kinderachtige dingen in, ik was ten slotte een puber als de oorlog begon. Het leuke was dat mijn vader ook een dagboek bijhield waarin hij de oorlogsgebeurtenissen opschreef. Het was opmerkelijk, vertelt Etienne, dat de Duitse en Engelse versie van de feiten van elkaar verschilden. De vijand had er altijd meer verloren… Die schriftjes van toen vormden ook de basis van zijn boek ‘Tussen Pletwals en Bookhamers’ waarin hij heel de tweede wereldoorlog in Zele beschrijft.

 

Ondanks het feit dat het oorlog was, houdt Etienne goede herinneringen over aan zijn normaalschooltijd. De broeders waren heel zorgzaam, zegt hij, en we hadden over hen niet te klagen. ‘Kom eens naar mijn kamer’ bestond ook in onze tijd maar dan was dat om iets uit te leggen dat je niet goed begreep en niets anders. In het pensionaat had je twee soorten leerlingen: gewone en enkele leerlingen wier ouders meer betaalden. Veel verschil was er niet, herinnert Etienne zich, alleen zij kregen in de oorlog op zaterdag frieten en wij niet. We zagen en roken de frieten… En dat was niet plezant want we aten wel in dezelfde refter. Na de bevrijding volgde er in het laatste jaar van de oorlog nog erg spannende momenten.

Vanuit Nederland werden V1’s en V2’s afgeschoten. Dat zorgde voor de nodige spanning en schrik maar het had ook voordelen, lacht hij. We hebben twee keer zo’n bomalarm meegemaakt tijdens onze examens. We moesten vluchten naar de kelder maar je kon je collega’s nog eens iets polsen over een examenvraag waarop je het antwoord niet wist.

Fragment uit één van zijn oorlogsdagboeken

Een fragment uit het oorlogsdagboek van Etienne. De dagboeken werden, als voorzorgsmaatregel, steeds in een blikken bus onder de grond bewaard.

     
Prentje uit een van zijn Jacquesboeken  

School

In 1945 had Etienne zijn diploma op zak maar aan een baan geraken, was een ander paar mouwen. Er waren heel wat onderwijzers die geen werk vonden in het onderwijs en dan maar hun heil zochten als bediende of dergelijke. Etienne bleef kiezen voor het onderwijs. Zo maar eventjes 32 interims heeft hij gedaan vooraleer hij in 1953 aan zijn vaste benoeming geraakte. Sommige vervangingen duurden 5 dagen, andere enkele weken, soms was het iets langer. Voor elke vervanging moest hij een borderel in vullen en na een tijdje had hij twee borderellen nodig om zijn staat van dienst te noteren. In die acht jaren heeft hij in alle Zeelse scholen les gegeven en ook in de buurgemeenten wist hij zijn weg. Maar regelmatig zat ik dus thuis, zegt Etienne, en probeerde ik de tijd te vullen met schilderen, fietsen en verzamelen.


Verzamelen deed ik al als kind, vervolgt Etienne. Van mijn tantes kreeg ik regelmatig een reep chocolade van het merk Jacques én daar zat telkens een prentje bij. Die prentjes verzamelde ik en voor 100 omslagen kreeg je een album waarin je die prentjes kon kleven. Bij elk prentje stond er dan iets leerrijks en zo heb ik twaalf albums verzameld in mijn jeugd. Albums met bloemen, vogels, oorlogsvliegtuigen en -auto’s, de koninklijke familie… En het rare is, lacht Etienne, als ik chocolade eet, is het nog altijd van het merk Jacques alleen er zitten geen prentjes meer bij. Daarnaast heb ik al heel mijn leven postzegels verzameld en dat doe ik nu nog.

Durmen    

In 1953 kwam er een plaats vrij op Zele-Durmen en pastoor De Smedt vroeg Etienne of hij naar Durmen wou komen. Op dat moment stond ik al meer dan twee jaar in Belsele, vertelt Etienne, en ik stond daar op het punt om vast benoemd te worden. Ik heb daar even over nagedacht maar toch vrij snel ‘ja’ gezegd. Het was tenslotte toch altijd beter in je eigen gemeente te werken. In Durmen waren er toen nog twee scholen: een jongens- & een meisjesschool. Bij de meisjes had je de kleuterafdeling en het lager. De jongens volgden het eerste leerjaar in de meisjesschool en stapten dan pas over naar de jongensschool. Bij de jongens waren er twee klassen: klas 2-3-4 en klas 5-6. Ik kreeg de laagste klas onder mijn hoede en Achiel De Meirschman was directeur en nam tevens klas 5 & 6 voor zijn rekening.
Ik zeg het recht uit, bekent Etienne, dat ik het bij de aanvang niet makkelijk had. Zo drie klassen bij elkaar vraagt heel wat organisatietalent om je pagadders heel de tijd bezig te houden. Als dat goede leerlingen waren, was dat geen probleem maar als kinderen het moeilijker hadden, moest je het maar zien te klaren om deze kinderen meer aandacht te geven. Gelukkig hadden we goede leerboeken en de kinderen leerden vrij snel om zelfstandig te werken. Ook de inspectie was ons erg genegen want ze wisten maar al te goed dat wij het niet onder de markt hadden.

 

Het onderwijzend personeel van de jongens- en meisjesschool van Zele-Durmen ergens midden jaren vijftig

Het onderwijzend personeel van de meisjes- en jongensschool
van Durmen in de jaren vijftig.

Etienne met een van zijn klassen

  Met Achiel De Meirschman klikte het heel goed, gaat Etienne verder. Achiel was een goede onderwijzer en bovendien een man die gezegend was met heel veel talenten. Hij was een krak in het schrijven van gedichten, liederen en limericks waren zijn specialiteit. Ook toneel, bonte avonden en andere producties in elkaar boksen was echt zijn dada. Voor onze kinderen schreef hij kerstspelen die we dan in onze zaal opvoerden met geluid en alles erop en eraan. Ook hebben we met stekkedooskes miniatuur Durmen gemaakt en dat had veel succes. Achiel was sociaal erg bewogen en dat had tot gevolg dat hij soms op maandag moest passen. Om 8 uur kreeg ik dan telefoon van zijn vrouw dat Achiel ziek was en ik kon dan opdraaien voor alle kinderen van klas twee tot en met klas 6. Prettig was anders, zegt Etienne, maar ik heb me er wel doorgeslagen. Aan de Cecilafeesten van onze harmonie heeft Etienne een dubbel gevoel overgehouden. Zowel zijn directeur als inspecteur Robert Arens vierden dat mee en omdat Robert Arens the day after wat nood had aan frisse buitenlucht kwam hij dikwijls de maandag van Cecilia op inspectie en vroeg dan om een les lichamelijke opvoeding bij te wonen. Omdat mijn directeur dat niet zag zitten om die les zelf te geven, schoof hij de zwarte piet dan maar door en ik kon naar buiten om turnen te geven aan mijn kinderen.

In 1970 is Achiel met pensioen gegaan en heb ik hem opgevolgd als directeur, vervolgt Etienne. Omdat het onmogelijk was de twee scholen van Durmen in stand te houden, zijn we op aanraden van de inspectie gefusioneerd. Ondanks het feit dat de school fusioneerde, heeft de school van Durmen altijd moeten knokken om voldoende leerlingen te hebben en als school te overleven. Zeker toen er in de jaren 70 een rijksschool kwam in de wijk (deze is ondertussen al jaren gesloten, is nu het tankstation Van Driessche) en ook het gemeentebestuur maakte het hen niet makkelijk door de bus van de gemeenteschool tot in Durmen te laten rijden.

 

Toen Etienne en Monique Raemdonck, zijn leerkracht van klas 1 & 2, ging protesteren bij burgemeester Geerinck vonden ze daar geen gehoor en werden ze de deur gewezen. Het is de eerste en de laatste keer dat ik bij een burgemeester buiten gevlogen ben, lacht Etienne.
Wij deden naar godsvrucht en vermogen ons best, ik zeg niet dat het volmaakt was maar het was niet prettig om altijd te vechten tegen de bierkaai. 12 Jaar was Etienne directeur in Durmen. Op 1 januari 1983 ging hij met pensioen. Ik had de laatste jaren dat ik in dienst was meer en meer last van migraineaanvallen, vertelt hij.

Gezin    

Op 16 augustus 2012 waren Etienne en zijn vrouw 60 jaar getrouwd. Hoe heb je haar leren kennen? vraag ik hem. O, da’s simpel, antwoordt Etienne. Christiane was een buurmeisje, de dochter van de kleermaker naast ‘Het Anker’ op de markt en de zus van mijn vriend Raf Van Wichelen. We kenden elkaar eigenlijk al heel lang maar pas in 1948 hebben wij elkaar wat beter leren kennen. Vier jaar lang hebben we verkeerd. Christiane kon niet verder studeren wegens de oorlogsomstandigheden en moest op haar veertiende thuis blijven om te helpen in de winkel. Mijn schoonvader was kleermaker maar daarnaast verkocht haar moeder ook nog soutiens en korsetten.

 

Dat betekende dat ze geen beroep had en hoe je het ook draait of keert de wedde van een onderwijzer was in die jaren echt niet om over naar huis te schrijven. In 1952 zijn we dan getrouwd en gingen we op de Dendermondebaan wonen in het huisje dat mijn ouders in 1935 hadden gebouwd. We hebben daar graag gewoond maar in 1958 konden we grond kopen in de Minister Edmond Rubbenslaan en hebben we ons huis gebouwd. Ze zeggen dat het de mooiste straat is van Zele, zegt Etienne, en eigenlijk vinden we dat ook. Vroeger was het er ook heel rustig maar sinds de Markt veranderd is, is er merkelijk meer verkeer in onze straat.

Het gezin werd gezegend met twee zonen: Marc werd geboren in 1954 en Paul in 1958. Marc werkt voor het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in Washington. In 1989 is hij met zijn vrouw en zijn drie kinderen naar Amerika vertrokken en daar woont hij nog altijd. Al acht keer gingen Etienne en zijn vrouw op bezoek in Amerika. De mooiste trip was ongetwijfeld deze van 1994. Toen vond het WK voetbal plaats in de VS en Marc kon kaarten versieren o.a. voor de match België-Saoudi-Arabië en een bezoek aan de training van de Rode Duivels. Bij de ontvangst bij de Belgische ambassadeur ontmoette Etienne er Van Himst, Scifo en onze eigenste Filip De Wilde. Het is van 2004 geleden dat ze nog eens in de VS waren en nu ziet Etienne het niet meer zitten. Zo lang stilzitten in het vliegtuig kan ik niet meer, bekent hij, en ik had altijd verschrikkelijke hoofdpijn van die jetlag. Maar ik heb mooie herinneringen aan onze reizen en maakte telkens een mooi fotoalbum. Zijn zoon Paul woont met zijn gezin in Beveren en hij is personeelsverantwoordelijke in een chemisch bedrijf in de Antwerpse haven.

Paul, Christiane, Etienne en Marc

  Paul Quintyn, Christiane Van Wichelen, Etienne Quintyn en Marc Quintyn
    Vrije Tijd

Het KSA orkest kort na de bevrijding

Het orchest van de KSA, kort na de bevrijding

 
Etienne had het al over zijn verzamelpassie en over zijn liefde voor het fietsen. In zijn jeugd was hij ook lid van de KSA van 1941 tot 1947. Hij is zelfs enkele jaren bondsleider geweest. Aan zijn KSA-periode houdt hij goede herinneringen over. Vooral de twee kampen tijdens de oorlog kan hij zich nog goed voor de geest halen. Het was niet vanzelfsprekend om op kamp te gaan, vertelt hij, we moesten dat aanvragen aan de Duitse commandantuur. Twee keer is ons dat gelukt: een kamp in Steenhuize en een in Oosterzele. Met de fiets en beladen als muilezels vertrokken we. De bandbreuken die we onderweg hadden, waren niet te tellen want bijna iedereen reed met oude banden of gevulkaniseerde banden. Het was een schone tijd, gaat hij verder, bij de boeren patatten gaan schooien, een eitje vragen en om de twee dagen met onze rantsoenzegelkes wat vlees kopen bij de plaatselijke beenhouwer.
Na mijn studies ben ik lid geworden van de KBMJ (Katholieke Burger- en MiddenstandsJeugd). Dat was logisch omdat we thuis een winkel hadden en we dus bij de middenstand hoorden. Je had de KBMJ en de VKBJ, die laatste was de groep van de meisjes. Maar voor alle duidelijkheid, zegt Etienne, die groepen waren strikt gescheiden. Iedere vrijdag avond was er een samenkomst in de Bovenschool en hadden we een of andere activiteit, soms was er onderricht door onze proost want de groep was duidelijk christelijk georiënteerd.

Regelmatig trokken we er met de fiets op uit en jaarlijks was er de bedevaart naar Oostakker. Meestal sloten we onze vrijdagavond af bij Pee Van Wichelen in de Langemuntstraat. Die man had een beenhouwerij-café en ook een bolbaan. Via de KBMJ kreeg ik ook een bijverdienste in de patroonopleiding in Zele en in Dendermonde. Ik gaf les aan jonge mensen die zich als zelfstandige wilden vestigen. Ik moest dat zelf eerst instuderen maar ik deed dat graag: bedrijfskunde, boekhouden, facturen opmaken, winstberekening, wetgeving… Dat was echt mijnen dada, zegt Etienne meer dan zestig jaar later.

Voetbal    


Voor hij trouwde werd Etienne in 1948 lid van de Scela, niet als voetballer, wel als bestuurslid. Eerst zat hij in het jeugdbestuur en was hij een jaar begeleider van de knapen en later van de juniors. Toen Jules Van Kerckhove in 1952 stopte als secretaris heeft Etienne hem opgevolgd. 42 Jaar lang heb ik het secretariaat voor mijn rekening genomen, eerst voor Scela en later voor Eendracht Zele. Als je dat goed doet, mag je dat blijven doen, lacht Etienne. Ik spendeerde zo’n 8 à 9 uren per week aan mijn taak. Brieven, contracten, overgangen… en dan tel ik de matchen en de vergaderingen nog niet mee.
Daarnaast deed ik ook de micro op het plein, zorgde voor muziek en de teksten van de middenstanders die reclame maakten tijdens de match. Ik ben ook met het clubblad gestart. Vijftig jaar heeft dat bestaan maar nu is dat blijkbaar voorbijgestreefd en gaat alles met de computer. Iedere zondag schreef ik voor de Gazet van Zele een verslag over de voorbije match. Om geld in ’t bakske te krijgen ronselde ik ook de reclame bij de plaatselijke middenstand. Ik durf eerlijk zeggen dat ik per jaar rond de 500 000 frank (12 500 euro) binnenbracht.

 

Begeleider van de jeugdploegen van FC Scela

Met Pierre Verbeeck lag ik aan de grondslag van de fusie van FC Zele (de Sportkring in de volksmond), De Zeven en FC Scela in 1970. FC Heikant wilde niet, voegt Etienne er lachend aan toe, want die waren niet van Zele. Eendracht Zele heeft een mooie tijd gekend: na een jaar speelden we al in Bevordering en vier jaar later promoveerden we naar Derde Nationale. 20 Jaar hebben wij bij de ‘grote mensen’ gespeeld, zegt Etienne met enige fierheid. Al die tijd deed ik dat gratis, belangeloos en voor niks. Maar ik deed dat graag en ik wou dat alles in orde was maar ik had wel het geluk dat mijn vrouw ermee akkoord was.
Promotie naar bevordering van FC Scela in 1956

Ontvangst FC Scela op het gemeentehuis in 1956 n.a.v. de promotie naar bevordering. Etienne is de derde van links op rij 2.

    Heemkunde

Wapenschil van de heem- en oudheidkundige kring

 

En hoe ben je bij de heemkunde verzeild geraakt, vraag ik Etienne. Dat is allemaal begonnen in 1968, antwoordt Etienne, Kunstkring Were Di organiseerde een tentoonstelling ‘Oud-Zele’ in de Scheldeschuur op den Dijk. Het was een tentoonstelling waarop veel materiaal van oude ambachten werd getoond: het vlasbedrijf, de jute, de klompenmakerij, de blokmakerij, het strodekkersbedrijf, het bakkersbedrijf… Dit evenement lokte heel wat bezoekers en toevallig raakte ik aan de klap met Godfried Verheirstraeten, Robert Arens en Octaaf Van Malderen. We vonden dat al dat materiaal in een museum thuishoorde zodat ook het nageslacht kon zien hoe hun voorouders hun boterham verdienden. Na veel vieren en vijven stelden we de vraag aan de heer Philips, eigenaar van het materiaal of het te koop was. Die antwoordde positief en na wat wikken en wegen zochten we nog wat mensen die mee wilden betalen en we kochten het aan. Al ons materiaal werd opgeslagen onder het toneel in gasthof ‘Het Anker’. We waren vertrokken, zegt Etienne.

Om alles wat vorm te geven besloten we om een heem- en oudheidkundige kring op te richten. Een kleine kern ging in het najaar van 1968 op zoek naar stichtende leden die bereid waren 1000 frank (25 euro) te geven. 120 Mensen vonden ze en in maart 1969 werd de Heem- en Oudheidkundige Kring van Zele (HOK) officieel boven de doopvont gehouden. Frans Moens werd voorzitter, Avil Geerinck en Frans De Loose ondervoorzitters, Hubert Van Cauteren secretaris, Isidoor De Beule penningmeester en Octaaf Van Malderen en ikzelf waren verantwoordelijk voor pers en informatie. We hadden een stevig bestuur van zestien mensen. In juli van dat jaar pakten we uit met een grote tentoonstelling ‘Zele voor 100 jaar’ in Het Anker. Zelfs de ploeg van ‘Echo’, een razend populair tv-programma in die jaren, kwam er filmen. Onze eerste activiteit was meteen een schot in de roos want we kregen meer dan 3000 bezoekers. Binnen het bestuur werd er nagedacht over een tijdschrift en we kozen uiteindelijk voor een jaarboek, zegt Etienne. Omdat ik een onderwijzer was die kon lezen en schrijven, werd ik door het bestuur als eindredacteur gebombardeerd en dat ben ik nog altijd. Voor alle jaarboeken heb ik een of meer bijdragen geleverd.

In 1982 overleed Hubert Van Cauteren en werd ik ook secretaris van de kring. Toen Frans Moens in 1995 stopte als voorzitter nam ik het van hem over. In 2004 heb ik op mijn beurt de vlag doorgegeven aan Annemie D’hooge en hebben ze me erevoorzitter gebombardeerd. Etienne steekt het niet onder stoelen of banken dat hij fier is op de verwezenlijkingen van de HOK: de jaarboeken, de tentoonstellingen, de uitstappen, de publicaties, het archief en last but least het museum. Die droom van in 1968 is uiteindelijk in 1992 dan toch werkelijkheid geworden, zegt Etienne. Al tien jaar sleutelen we aan ons museum en van Erfgoed Vlaanderen hebben we goede noten gekregen zodat we jaarlijks op subsidies kunnen rekenen. Ook behoort Zele naast Deinze, Kortrijk, Roeselaere, Sint-Niklaas, Lokeren en Gent bij de zeven textielmusea van Vlaanderen. En dat betekent toch iets, glundert Etienne. We hebben Zele duidelijk op de kaart gezet.

    Boeken    
Kaft Zele in oude prentkaarten  

Naast zijn inzet voor de HOK heeft Etienne nog een aantal boeken gepubliceerd die allemaal over Zele handelen. Het begon heel bescheiden in 1970 toen een Hollandse uitgeverij hem onder de arm nam om ‘Zele in oude prentkaarten’ uit te geven. Ik heb een mooie verzameling oude postkaarten, vertelt Etienne, zo’n 700 stuks. Da’s een verzameling van jaren. Sommige kaarten lijken dezelfde maar als je iets beter kijkt zie je dat het een andere uitgave is. Ook de kring heeft een mooie verzameling sinds ze deze van wijlen Maurits De Vuyst kon aankopen. Duizend boekjes zijn er toen verkocht aan de prijs van 300 frank (7.50 euro) en ik kreeg een royale (Hollandse) vergoeding van 5 frank (0.13 euro) per boekje, lacht Etienne. Ik heb dat nooit voor het geld gedaan. Ik wou gewoon iets doen waar andere mensen van konden genieten.

In 1975 kwam dan ’50 Jaar Voetbal’. Na de fusie groeide bij mij het idee om eens te gaan snuisteren in de voetbalgeschiedenis van Zele. Dat resulteerde in een boek dat door FC Eendracht werd uitgegeven en de winst was natuurlijk ook voor de club.

  Boek 50 jaar voetbal

In 1981 pakte hij dan uit met zijn ‘Tussen Pletwals en Bookhamers’ over Zele in de tweede wereldoorlog. Zijn oorlogsdagboeken waren van onschatbare waarde bij het schrijven van dit boek. Meer dan drie jaar heeft hij aan deze kanjer van 477 bladzijden gewerkt. Het werd een ongelooflijk succes. Toen het verscheen was het reeds uitverkocht zodat een tweede druk noodzakelijk was. Dat het boek zo veel succes kende was deels te verklaren omdat het handelde over de jeugd van heel wat Zelenaars. Toen het uit was, kreeg ik de vraag waarom ik dan ook geen boek over de eerste wereldoorlog schreef. Ik heb dan eens in mijn haar gekrabd en de uitdaging aangegaan, zegt Etienne. Meer dan vier jaar lang was ik op de rots om overal te lande en vooral in de Westhoek te velde en in de archieven te snuisteren. Ik had het geluk dat ik met pensioen was en dus tijd zat had maar ook dat er toen nog enkele oud-strijders leefden. Na vier jaar is het me gelukt om in 1987 ‘Zele tijdens de grote oorlog’ te publiceren.

 

Na zijn twee oorlogsboeken was Etienne samen met Rudolf Ludger Schütz co-auteur van een gemeentelijke toeristische gids over Zele en Werden, een boekje dat tweetalig werd uitgegeven. In 1999 maakte hij als eindredacteur deel uit van de redactieploeg van de HOK die voor het gemeentebestuur het lijvige boek 1200 Jaar Zele uitbracht.

In 2002 verscheen dan ‘100 Jaar Kloddezakken in woord en beeld’. Dat boek is voor Etienne zijn meesterwerk. In woord en beeld geeft hij zijn lezers een kijk op Zele in de twintigste eeuw. Hij focust voor ieder jaar kort op de nationale gebeurtenissen om dan de spot op Zele te zetten. Het is inderdaad een schitterend boek. In 2007 komt dan ‘Zo zag GVD de Zelenaars’. Een verzameling cartoons van de hand van Gustaaf Van Driessche die verschenen in de Gazet van Zele in de periode 1945-1948. Etienne schreef bij iedere cartoon een toelichting. Het boek was een uitgave van de HOK.

Boek Tussen pletwals en bookhamers   Boek Zele tijdens de grote oorlog   Boek Werden Zele   Boek 100 jaar Kloddezakken   Boek Zo zag Gustaaf Van Driessche de Zelenaars

Zoldernet
Als ik zijn boeken of bijdragen lees, vraag ik me soms wel eens af: ‘Waar haalt hij het?’ Etienne lacht als ik hem de vraag stel. Ik ben van in mijn jeugd een enorme verzamelaar, zegt hij. Alles wat te maken had met Zele knipte ik uit en hield ik bij en dan krijg je als je 86 bent wel een serieus archief samen. Onze Paul presenteerde me ooit een computer, ik heb daar feestelijk voor bedankt. Ik zou daar veel tijd in moeten investeren en mezelf kennende zou ik, nieuwsgierig als ik ben, alles willen weten, alles willen kennen en dat vond ik zonde van de tijd. Internet heb ik dus niet, wel mijn archief op zolder, mijn zoldernet. Ik heb nog zoveel waarover ik iets kan schrijven. Ik ben nu bezig met een artikel over de A11 die ooit Brussel met Knokke moest verbinden en in Zele over de Schelde ging. De weg is er (gelukkig) nooit gekomen maar als je de E17 richting Gent neemt, merk je bijvoorbeeld dat de viaduct voorbij deze van de Heikant een pak breder is dan de andere. Die diende voor die A11. Als ik dat toentertijd niet had uitgeknipt… was dat verloren gegaan en kon ik daar niet over schrijven.

 

Bezige Bij
Dat Etienne een bezige bij was en is, zoveel is inmiddels duidelijk. Naast zijn gezin, zijn school, de voetbal, zijn boeken, zijn bijdragen voor het jaarboek, de HOK was hij ook nog de eerste voorzitter van de Zeelse Sportraad en jarenlang secretaris van de Zeelse Middenstand. Wanneer deed je dat allemaal? vraag ik hem.

Moest ik herbeginnen, lacht Etienne, ik zou niet weten hoe ik het moet doen maar het is me toch gelukt. Af en toe wel een beetje ten koste van mijn gezondheid. In de jaren zeventig ben ik eens geopereerd en af en toe had ik last van een maagzweer of van maagzuur, bekent hij. Te gejaagd leven, stress… wie zal het zeggen? In 1991 heb ik een maagbloeding gekregen en toen gaf de dokter me wel het advies het wat kalmer aan te doen. Ik heb toen de voetbal laten schieten.

Uitreiking prijs Wie Wint Wat

Een unieke herinnering aan de golden sixties. De hoofdprijs van de Wie Wint Wat 1967 was uitgereikt door huis Coene.
In januari 1968 werd de prijs een Simca officieel overhandigd door het bestuur van het NCMV. V.l.n.r. autohandelaar,
secretaris Etienne Quintyn, proost onderpastoor Standaert, Ernest Cauwe, x, Lea Famelaer, x, Rudy Bockaert, Gaston Heirman,
Gaston Van Lokeren, Louis Van Driessche, de winnaars de heer en mevrouw Gilbert De Witte en voorzitter Paul Famelaer.

Reinaertprijs  

Die inzet op vele fronten is terecht gewaardeerd. In 1985 ontving hij van de Sportraad de Prijs voor sportverdienste, in 1987 kreeg Etienne de allereerste Cultuurprijs van de gemeente Zele voor zijn boek over de eerste wereldoorlog en in 2008 kreeg hij de Prijs voor Cultuurverdienste van de gemeente Zele. In 2005 werd hij laureaat van de Reinaertsprijs, een onderscheiding die ieder jaar wordt uitgereikt aan een heemkundige uit Oost-Vlaanderen die zich bijzonder onderscheiden heeft. Vooral op deze laatste onderscheiding is hij erg fier.

  Prijs voor sportverdienste

Ondanks al die wierook blijft Etienne een bescheiden man.
Een man die met een zekere genoegdoening terug kijkt op zijn meer dan rijk gevuld leven.
Een man die ondanks zijn leven verder surft op het zoldernet.
Een zoldernet dat begonnen is met een stuk chocola van het merk Jacques…

Mark De Block

07.10.2012


© Mark De Block

afdrukken

het zoldernet - Etienne QuintynThuiskomen